De betekeniseconomie als broodnodig alternatief

Wanneer het over economie gaat, lijken we wel makke schapen die braaf achter hun alwetende herder met de blauwe ogen aanlopen. We stellen geen vragen. We komen niet in opstand. We doen wat ons verteld wordt: zoveel mogelijk consumeren om een economische groei zonder einde te bewerkstelligen die de oplossing zal zijn voor al onze problemen. Kaj Morel is deze gang van zaken beu. Hij schreef een boek waarin hij een ander verhaal vertelt over onze economie, een verhaal dat je nooit hoort. Tot nu. Speciaal voor het New Financial Magazine heeft Kaj een passage uit zijn boek bewerkt tot een kort artikel.

Volgens mij hebben we een groot gemeenschappelijk belang in het economische verhaal dat we elkaar vertellen. We hebben een economie nodig die onze samenleving leefbaar houdt en positief ontwikkelt. Het vrijemarktkapitalisme heeft ons veel goeds gebracht. Tegelijkertijd valt niet langer te ontkennen dat er ook grote nadelen aan kleven. In mijn boek beantwoord ik achtereenvolgens vier vragen:

1. Hoe komt het dat economie zo overheersend is geworden in ons dagelijks leven?

2. Wat zijn de belangrijkste uitgangspunten van onze huidige economie?

3. Wat zijn de belangrijkste gevolgen van onze huidige economie?

4. Is er een andere economie denkbaar die beter past bij de tijd van nu en oplossingen biedt voor onze grote maatschappelijke vraagstukken?

In antwoord op de laatste vraag presenteer ik in het vierde hoofdstuk mijn conclusies over onze economie in de vorm van een alternatieve economische benadering, die mij vertrouwen geeft voor de toekomst. Ik noem deze benadering de betekeniseconomie en werk deze uit in tien uitgangspunten. Het verhaal is bijna rond, maar twee vragen houden mij nog bezig: (1) Gaan we nu snel de stap maken naar de betekeniseconomie of houdt de huidige vrijemarkteconomie ons nog langer in haar greep?; en (2) Als de vrijemarkteconomie een utopie is, zoals Hans Achterhuis concludeert in zijn boek ‘De Utopie van de vrije markt’, is de betekeniseconomie, of welk andere economische benadering dan ook, niet gewoon de volgende utopie?

We kennen nu de fundamentele opvattingen van de vrijemarkteconomen. We zijn in staat om ze op waarde te schatten en zin van onzin te onderscheiden, feiten van fictie. De verdiensten van het kapitalisme voor de globale welvaartsontwikkeling kunnen we niet negeren. Toch lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de specifieke invulling van het kapitalisme, het neoliberalisme, niet geleid heeft tot een betere wereld. Het heeft veel vraagstukken juist groter gemaakt en heeft zelfs nieuwe vraagstukken opgeleverd. Waarom blijven we er dan toch zo hardnekkig aan vasthouden? Welke mechanismen zorgen er voor dat we op zoek naar oplossingen steeds opnieuw uitkomen bij het vrijemarktdenken, terwijl de tijd dringt en er nu al aantoonbaar betere alternatieven voorhanden zijn op vrijwel elk terrein (energie, milieu, onderwijs, transport, zorg, bouw)?

UTOPISCH DENKEN

Een van de verklaringen voor ons hardnekkig vasthouden aan het neoliberalisme heeft te maken met onze gevoeligheid voor utopisch denken, zoals Hans Achterhuis duidelijk maakt. Ik wil daar drie mechanismen aan toevoegen die ik eerder mentale heerschappijen genoemd heb: uitgangspunten in ons denken die we tot axioma’s hebben verheven, dat wil zeggen, tot stellingen die geen bewijs behoeven en daar om niet ter discussie staan. Ze hebben de status van onwrikbare waarheden verkregen, terwijl het feitelijk gevolgen zijn van onze eigen vrijwillige keuzes.

Allereerst is daar de heerschappij van het eigenbelang of- te wel: ‘Ik wil een verschil maken voor mijzelf’. Deze heerschappij is een directe weerspiegeling van de kern van het vrijemarktdenken. In onze huidige samenleving is het vanzelfsprekend geworden dat je als persoon vooral bezig bent om goed voor jezelf te zorgen, je eigen belang te dienen. Van jongs af aan worden we gestimuleerd om op te komen voor onszelf, om onze individuele vrijheid te koesteren en die op geen enkele wijze te laten beknotten. Het individu staat op een voetstuk, de samenleving ligt aan zijn of haar voeten.

De tweede heerschappij waaraan we ons willens en wetens onderworpen hebben, noem ik de heerschappij van het pijnvrije bestaan, oftewel: ‘Zo lang het geen pijn doet, ben ik tot alles bereid’. In het kort komt deze heerschappij erop neer dat we met zijn allen buitengewoon gesteld zijn geraakt op ons comfort. Zodra ons comfort op wat voor manier dan ook bedreigd wordt, verzetten we ons. We hebben best iets voor een ander over, zolang we er zelf maar geen last van hebben. We willen geen ‘pijn’ lijden, letterlijk noch figuurlijk.

Tot slot signaleer ik dat we onszelf gevangen laten houden door de heerschappij van de geveinsde machteloosheid, oftewel: ‘Daar kan ik toch niets aan doen’. Deze heerschappij kent verschillende uitingsvormen. We schuiven de verantwoordelijkheid van ons gedrag af op anderen (‘Ik heb dit niet gedaan omdat ik dit wilde, maar omdat jij dit van mij verwacht’). We denken dat onze bijdrage geen verschil maakt (‘Het maakt niet uit wat ik doe, er wordt toch niets mee gedaan’). We voelen ons nergens echt verantwoordelijk voor, vinden dat anderen het voor ons moeten oplossen (‘Het is niet aan mij om dit ter sprake te brengen, dat moeten zij maar doen’). In alle gevallen komt het erop neer dat we in meerdere of mindere mate ontkennen dat we ergens verantwoordelijk voor zijn en ergens invloed op kunnen uitoefenen.

 

“OM DE BETEKENISECONOMIE TE LATEN SLAGEN, MOETEN WE AANHANGERS VAN HET NEOLIBERALISME TEGEMOET TREDEN MET EEN HELDER EN KRACHTIG VERHAAL”

 

DESTRUCTIEVE SPIRAAL

De ellende met deze heerschappijen is dat ze ieder op zich al schadelijk zijn en elkaar ook nog eens onderling versterken. Met als gevolg dat we meegezogen worden in een destructieve spiraal en niet de noodzakelijke stap naar een andere samenleving kunnen maken. Deze noodzakelijke verschuiving vraagt van ons dat we over ons eigenbelang heen kunnen stappen, dat we bereid zijn om (een deel van) ons comfort op te geven, en dat we de overtuiging hebben dat we zelf verantwoordelijk en in staat zijn om de omslag te maken. De voornoemde heerschappijen zorgen juist voor de omgekeerde beweging en houden de betekeniseconomie op afstand.

Om deze mentale heerschappijen te doorbreken en de betekeniseconomie dichterbij te brengen, is het allereerst nodig dat we erkennen dat de heerschappijen het gevolg zijn van keuzes die we in het verleden gemaakt hebben en dus ook weer ongedaan gemaakt kunnen worden met alternatieve keuzes. Hoopgevend is dat deze alternatieve keuzes al bekend zijn. Het zijn de tegenpolen van eigenbelang (‘Ik wil een verschil maken voor jou’), pijnvrij bestaan (‘Ik ben bereid daarvoor een prijs te betalen’) en machteloosheid (‘Ik kan en wil dit voor elkaar krijgen’). We zetten direct de eerste stap op weg naar de betekeniseconomie op het moment dat we: (1) niet langer ons eigen belang maar het belang van anderen als uitgangspunt voor ons handelen nemen; (2) bereid zijn om ‘pijn’ te lijden in andermans belang; en (3) erkennen dat we zowel de morele plicht als het vermogen hebben om met ons handelen de loop der dingen te beïnvloeden. Niet toevallig lezen we in deze drie stappen enkele van de centrale uitgangspunten van de betekeniseconomie terug.

UTOPIETEST

Er is een vraag die mij tijdens het schrijven van mijn boek steeds bezighoudt: wat als de betekeniseconomie ook een utopie blijkt te zijn? Milton Friedman en zijn kompanen van de Chicago School of Economics waren er volgens mij oprecht van overtuigd dat de vrijemarkteconomie de beste economische benadering was om het hoofd te bieden aan de problemen van hun tijd. Zij hadden destijds niet in de gaten dat ze bezig waren een utopie in de markt te zetten. Stel dat ik slachtoffer ben geworden van hetzelfde utopisme als de neoliberale economen? Ben ik wellicht bezig mijn eigen versie van Ayn Rands Atlas Shrugged te schrijven? Dat zou niet best zijn, want dan zijn we over pakweg veertig jaar weer terug bij af, midden in een volgende crisis, in een samenleving waarin we nog meer van elkaar en van onszelf vervreemd zijn.

Om deze zorg het hoofd te bieden heb ik mijn eigen utopietest voor de betekeniseconomie uitgevoerd. Ik heb gekeken in hoeverre de kenmerken van de utopie zoals die door Achterhuis zijn beschreven van toepassing zijn op de betekeniseconomie. De conclusie is duidelijk: de betekeniseconomie is geen utopie. Kijk maar mee. Het eerste kenmerk van een utopie is dat het altijd gaat om een samenleving en niet om persoonlijk gerichte idealen, wensen of verlangens. Bij de betekeniseconomie gaat het juist wel om persoonlijk gerichte idealen, wensen en verlangens. Deze vormen immers het uitgangspunt van betekenisvol handelen. De betekeniseconomie gaat er echter vanuit dat de persoonlijke idealen, wensen en verlangens van mensen overwegend gericht zijn op het welbevinden van de ander, van de gemeenschap. Hierin zit het grote verschil met de vrijemarktdenkers. Zij nemen aan dat mensen puur gericht zijn op zichzelf en dat door het wonderbaarlijke mechanisme van de onzichtbare hand van de markt dit eigenbelang tot een betere, meer welvarende samenleving leidt. De betekeniseconomie heeft geen onzichtbare hand nodig om de samenleving beter te maken. Al dat nodig is, is de erkenning dat mensen gedurende hun hele historie hebben laten zien dat zij, in weerwil van hun soms egoïstische inborst, gericht zijn op het ontwikkelen van florerende gemeenschappen en daar heel aardig in geslaagd zijn.

De betekeniseconomie is ook niet maakbaar, het tweede kenmerk van utopieën. Er zijn geen dingen die we als mensen kunnen doen of laten waardoor de betekeniseconomie vanzelf tot stand komt, zoals het afschaffen van alle belemmeringen die de vrije markt hinderen bij het volgen van haar natuurlijke loop. De betekeniseconomie komt tot stand door een geleidelijk proces van bewustwording en het opdoen van kennis, inzicht en ervaring in combinatie met de drang om voortdurend te experimenteren met mogelijke oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Als de betekeniseconomie al maakbaar is, dan is het alleen door middel van geduld en volharding in haar onderliggende uitgangspunten.

Het derde formele kenmerk van utopieën, totaliteit, ligt in het geval van de betekeniseconomie wat ingewikkelder. Met totaliteit wordt bedoeld dat het niet gaat om ‘kleine hervormingen en verbeteringen in een verrotte maatschappij, maar om een totale verandering van alle premissen waarop tot dan toe het menselijk samenleven berustte’, zoals Huub Acherhuis het zei in zijn boek De utopie van de vrije markt. De betekeniseconomie hanteert radicaal andere, want in veel gevallen tegengestelde uitgangspunten, dan het neoliberalisme.

 

“DE ALTERNATIEVE KEUZES ZIJN DE TEGEN- POLEN VAN EIGENBELANG, EEN PIJNVRIJ BESTAAN EN MACHTELOOSHEID”

 

Het is in dit opzicht een ander paradigma, een ander samenhangend stelsel van opvattingen en overtuigingen, theorieën en modellen. Je zou dus kunnen stellen dat er sprake is van een duidelijke utopische karaktertrek. Tegelijkertijd staat de betekeniseconomie geen radicaal andere samenleving voor. Integendeel. Veel van de ontwikkelingen die momenteel gaande zijn, bevinden zich in het hart van de betekeniseconomie. Wat aanhangers van de betekeniseconomie proberen te bewerkstelligen, is dat deze ontwikkelingen meer gezien worden, meer erkend worden en meer navolging krijgen. Stap voor stap neemt de betekeniseconomie zo de plaats in van de dominante vrijemarkteconomie. Net zolang totdat de betekeniseconomie de dominante zienswijze is geworden. Dit gaat dus geenszins via het model van de revolutie, waarbij vrijwel zonder uitzondering sprake is van het gebruik van geweld, een ander typische familietrek van utopieën. De betekeniseconomie verloopt via een proces van een evolutie.

KRACHTIG VERHAAL

Ik vind het belangrijk om vast te stellen dat de betekeniseconomie geen utopie is zoals de vrijemarkteconomie. Ik zou niet in dezelfde valkuil willen trappen. Wat onze mondiale samenleving nodig heeft is geen nieuwe utopie, maar een ge fundeerde, alternatieve economische benadering die onze wereld een toekomstperspectief biedt dat rooskleuriger is dan hetgeen waar we momenteel op af lijken te stevenen. Het is mijn overtuiging dat de betekeniseconomie dit kan bereiken. Om dit te laten slagen moeten we aanhangers van het neoliberalisme en verwante stromingen tegemoet kunnen treden met een helder en krachtig verhaal. Dat verhaal heb ik in mijn boek willen vertellen.

Kaj Morel: Tijd voor de Betekeniseconomie, Het verhaal over onze economie dat ze je nooit vertellen. Een uitgave van Stichting Maatschappij en Onderneming, 2018

TEKST KAJ MOREL | BEELD NIEK ERENTS | WWW.NEWFINANCIALFORUM.NL

Geen reactie's

Geef een reactie